top of page
Young Tourist

Bahasa Indonsia
Travel

BAHASA INDONESIA | TRAVEL

 

Alfabet | Abjad - Alfabet 

Het Indonesisch alfabet heeft ten opzichte van het Nederlands geen verschil in het aantal letters. De uitspraak van sommige letters wijkt wel af.

 

C = uitspraak tj

F = wordt evenals de ‘v’ in het Indonesisch nauwelijks gebruikt, behalve vanuit de Arabische leenwoorden. De klank is voor Indonesiërs, zeker voor Javanen lastig te maken; je hoort eerder een ‘p’ dan een ‘f’ of ‘v’.

G = (1) uitspraak harde g (als eerste letter van een woord, zoals de 1e g in het Engelse 'garage')

       (2) uitspraak zachte g (als het volgt na een ‘n’)

H = (1) stomme h, als in het Engelse hour (als eerste letter van een woord)

       (2) uitspraak tussen een zachte ‘g’ en ‘h’, bijvoorbeeld bij het woord ‘sudah’

J = uitspraak dj

Q = uitspraak koe

R = rollende r

U = uitspraak oe

Y = uitspraak j 

​

  • De combinatie ‘ng’ wordt vaak gebruikt. De uitspraak is in principe hetzelfde als de ‘ng’ in joNGen.

  • De klemtoon is vaak anders dan in het Nederlands. Bij sate bijvoorbeeld (in het Nederlands als saté geschreven), ligt de klemtoon niet op de ‘e’, maar op de ‘a’. Bij woorden als ‘selamat’ en ‘Semarang’, wordt de ‘e’ niet als ‘é’ (ee) uitgesproken, maar meer als de ‘e’ van het Nederlandse woord ‘ze’.

  • Indonesiërs reizen vaak, alle doorgaande wegen zijn altijd druk. In de grotere steden als Jakarta en Surabaya raast het verkeer 24/7 over de straten en zijn er 24/7 files. Door de toenemende welvaart hebben veel middenklasse gezinnen één of meerdere scooters/motoren. Naast de auto, is de scooter het vervoermiddel voor gezinnen. Je hoeft je niet te verbazen als je ineens met de scooter in de file staat, die bestaat uit scooters. 

  • Men deinst er niet voor terug een uur of langer te reizen om ergens lekker te gaan eten. Op hoogtijdagen als ‘lebaran’, het einde van de ramadan (vastenmaand) loopt het verkeer totaal vast. Veel Indonesiërs wonen ver van huis om werk te zoeken in de grotere steden en het is hun morele en religieuze plicht om met lebaran (het 'suikerfeest') naar hun ouderlijk huis te gaan.  

  • Reizen is relatief goedkoop, zeker met het openbaar vervoer. Kies je in de trein voor een 1e klas ticket, dan krijg je daar nog een maaltijd en een flesje water bij. Als je 2e of 3e klas reist, dan heb je een grote kans dat er kippen of andere huisdieren meereizen. Het is een belevenis op zich en zeker aan te raden als je echt in aanraking wilt komen met de bevolking. Ook het reizen in het binnenland is relatief goedkoop en het is op relatief korte afstanden gemakkelijk vliegen. Alsof je een buskaartje koopt en vervolgens de bus instapt. 

  • De scooter wordt gebruikt om van alles te vervoeren (inclusief een compleet gezin).

  • Trein = Kereta (api)

  • Sneltrein = Kereta capat

  • Treinstation = Stasiun | Setasiun | Setasion kerata (api)

  • Bus = Bis | Bus

  • Bushalte = Stop bis / bus | Halte bis / bus

  • Busstation = Setasiun bis / bus | Terminal bis / bus

  • Vliegtuig = Pesawat | Kapal udara (lucht(vaart)schip) | Kapal terbang (vliegschip)

  • Vliegveld = Bandara | Lapangan terbang

  • Boot = Perahu

  • Schip = Kapal | Kapal laut (zeeschip)

  • Haven = Pelabuhan

  • Kaartjes | Tickets = Karcis | Tiket

  • Retour = Pulang pergi

  • Enkeltje = Pergi

  • Fiets = Sepeda

  • Motor(fiets) = (Sepeda)Motor

  • Auto = Mobil

  • Garage = Garasi

  • Taxi = Taksi

  • (Taxi)Chauffeur = Sopir (Taksi)

  • Tankstation = Pompa bensin

  • Benzine tanken = Mengisi bensin

  • Diesel = Solar

  • Koffer = Koper

  • Bagage = Bagasi

  • Museum = Musium | Museum

  • Guesthouse/(Jeugd)Herberg = Wisma

  • Waar gaat u heen? = Ke mana Anda pergi?

  • Waar wilt u heen? = Anda mau ke mana? (informeel)

  • Ik ga naar de moskee = Saya pergi ke masjid

  • Waar komt u vandaan? = Di mana asal Anda?

  • Hoe komen we daar? = Dengan apa kita ke sana? | Naik apa kita ke sana?

  • Met de bus = Dengan / Numpang / Naik bis 

  • Is dat ver? = Apakah jauh?

  • Gaat wel, ongeveer een half uur = Lumayan, kira² setengah jam

  • Goed, laten we gaan = Baiklah, mari kita pergi

  • Kom! = Ayuk! | Ayo!

  • Meneer, mag ik u iets vragen? = Bapak, boleh saya nyanya apapun?

  • Welke is de bus naar Solo? = Bis yang ke Solo yang mana?

  • Waar is het postkantoor? = Kantor pos di mana?

  • Wilt u mij waarschuwen wanneer we in de Jl. Sudirman zijn? = Pak, tolongin kasih tau ya, kalua sudah sampai di Jl. Sudirman?

  • Arah / Jurusan = Richting 

  • Belok = Bocht 

  • Berhenti = Stoppen

  • Dekat = Dichtbij

  • Jalan = Lopen | Reizen | Straat 

  • Jauh = Ver (ver weg)

  • (Belok) Kanan = Rechts (afslaan)

  • (Belok) Kiri = Links (afslaan)

  • Lampu merah = Verkeerslicht (rood licht)

  • Simpang empat = Kruispunt

  • Bundaran = Rotonde

  • Sebelah = Opzij van | Zijdelings | Naast | Aangrenzend

  • Sebelah kanan = Aan de rechterkant

  • Sebelah kiri = Aan de linkerkant

  • Terus | Lurus = Rechtdoor (aanhouden)

bottom of page